Verslag van een maandje rust
Herinneren jullie nog die keer dat je een spreekbeurt moest geven in de lagere school ? Ik was negen en nam “onzen Charlie” mee naar de klas. En ook een worteltje, want cavia’s lusten dat graag en op die manier kon ik de klas vertellen over de tanden van knaagdieren.
Al gauw had ik door dat het plezier om te mogen vertellen over mijn huisdier ook praktische bekommernissen met zich meebracht. Hoe geraak ik op school met dat grote hok ? Mijn moeder zet me toch niet vlak voor de deur af ? Ons beest gaat toch wel bijten in dat peke ? Wanneer gaat onze meester beginnen aan die spreekbeurten want ik moet toch nog tijd hebben om alles klaar te zetten ? Verdorie, pas het tweede uur van de dag spreekbeurt ... dan kan ik het niet meer overzien tijdens de pauze. En dan, eindelijk, mocht ik vertellen over mijn cavia. Natuurlijk beet die niet in die wortel, maar dat was niet erg. Ik was mijn verhaal begonnen en met een mopje over het peke uit den hof van onze vava boeide ik mijn klasgenootjes én onze meester. Ik herinner me nog alle onderwerpen van mijn spreekbeurten en hoeveel punten ze opleverden. Of het nu ging over cavia’s, diepzeevissen, spawater, de eerste Wereldoorlog, formule 1 ... ik genoot van mijn vertelmoment. Waarom dan toch ook stress ? Omdat je beoordeeld wordt en je het goed wil doen.
Naarmate ik ouder werd, verdween dat stressgevoel wel een beetje omdat je ervaart dat je niet afgerekend wordt op dingen die je niet onder controle hebt. Ik ontdekte dat lesgeven echt iets voor mij was. Ik vond het plezant om mijn interesses te delen met anderen. ( lees : de Romeinen, de rebelse Jezus en onze mooie moedertaal )
Toch waren mijn eerste jaren als leraar niet echt een succes. Met de fiets naar Antwerpen om onder de middag naar Kontich te rijden, bij mijn grootouders blijven slapen om ‘s anderendaags via “‘t stad” terug naar Ekeren te fietsen. Je werd in een interim gesmeten met als opdracht een bundeltje over te brengen dat je niet zelf had gemaakt. Niet zo gemakkelijk om de voorbereide spreekbeurt van iemand anders te moeten doen. Ook de handboeken van vijfentwintig jaar geleden waren mij een blok aan het been. Wilde ik mijn passie kunnen delen, moest mijn les een boeiend optreden zijn waarbij ik al snel vanuit het aangereikte materiaal mijn eigen weg zocht. Stilaan lukte me dat. Het idee om buschauffeur of caféuitbater te worden, verdween toch wel (bijna) definitief. Enkel jobs die nog meer bij mijn interesses pasten, bleven alternatieven : Gids in het Gallo-Romeins museum, priester, reisleider...
Met de jaren werd lesgeven eigenlijker alleen maar plezanter. Toch voelde ik mij geen goede leraar. De spreekbeurtstress uit mijn kindertijd nam hoe langer hoe meer terug toe. Ik vraag me nu af of het anders geweest zou zijn als de focus toen minder had gelegen op de punten en meer op de inhoud. Was onze meester oprecht geïnteresseerd in mijn cavia of lette hij enkel op mijn uitspraak ? Die vraag achtervolgt mij nu meer dan ooit. Is “men” echt geïnteresseerd in wat er verteld wordt in de klas of ligt de focus op een lesvoorbereiding die zo is opgesteld dat evalueren gemakkelijker kan ? Wordt de evaluatie belangrijker dan de les zelf ? Soms lijkt het er toch op, of zou dat slechts perceptie zijn ?
Als ik als jongetje over “onze Charlie” ging vertellen bereidde ik dat voor met een potloodje en een serviet die toevallig op tafel lag op het moment dat de cavia begon te piepen en ik inspiratie kreeg daar iets mee te doen. Mijn eerste lessen werden op bierviltjes gekribbeld omdat ik net op een zomerse septemberdag op een terrasje een geweldig idee kreeg om de les mee te beginnen. Mijn manier van werken is eigenlijk ook nu nog niet echt veranderd maar digitale servieten of elektronische bierkaartjes bestaan helaas nog niet. Iemand die mijn verhaal niet beleeft in mijn les, kan aan de hand van mijn krabbeltjes niet opmaken of mijn les wel beantwoordde aan de doelstellingen. Men zou een leerling kunnen interviewen en vragen waar de les over ging, maar kan je een veertienjarige opsluiten in een archiefkast om als de inspectie het vraagt hem er terug uit te laten ? Dat mag niet zeker ? Dus, lijsten en vinkjes worden meer en meer onderdeel van mijn beroep.Straffer nog, heel de voorbereiding van het verhaal in de klas wordt op voorhand bepaald aan de hand van werkwoorden als “onthouden,kennen,begrijpen ...”
Zie je het jongetje zitten ? Mijn klasgenootjes onthouden dat een cavia scherpe tandjes heeft. Onze meester begrijpt dat onze Charlie belangrijk is voor mij ... Achteraf komt dat jongetje thuis en denkt : Oei, er werd niet in het ‘peke’ gebeten. Ai, onze meester stelde geen extra vraag over mijn cavia. Doelstellingen bereikt ? Ik weet het niet en kan het ook nooit weten, maar zal toch maar afvinken dat mijn meester snapt dat knaagdieren toffe huisdieren kunnen zijn. ( hoewel hij nooit bij ons thuis is geweest )
Ik voel me ook nu geen goede leraar omdat ik niet voldoe aan de verwachtingen van wat een leraar moet zijn in 2019. Ik ben geen goede administrator, wel een goede verteller. Zou, om maar iets te zeggen, Willy Sommers, zijn eigen boekhouding doen ? ( excuseer,maar ik ben fan van schlagers ) En zou Willy een slechtere zanger zijn als hij foefelde met de fiscus ? Ben ik met een half ingevulde papieren agenda een slechtere leraar dan iemand met een digitale agenda die dankzij een uitgeverij automatisch wordt ingevuld ?
Ik vraag me ook af welke van onderstaande leraars in onze maatschappij het beste verslag van de doorlichting zou krijgen ?
Leraar 1 : vult correct agenda, jaarplan, correctiemodel en rapporten in, maakt tijdig alle verslagen op, evalueert alles met behulp van lijsten, vinkt af, vergadert ... En dan, ja, in de les : bordboek open, scrollend door voorgekauwde lespakketten. Examens en toetsen gemaakt door uitgeverijen zodat als deze leraar uitvalt, een andere het gewoon over kan nemen.
Leraar 2 : een klungel in de administratie die leerlingen laat sukkelen met eigen handgeschreven notities, vergeet correctiemodellen te maken omdat de evaluatie al achter de rug is en hij toevallig toch wist zeker wat de juiste antwoorden van de toets waren. Leerlingen kunnen bij hem niet altijd loepzuiver nagaan waarom sommigen een zeven scoorden en anderen een zeven en een half ... Soms geeft deze leraar helemaal geen punten, ook dat nog.
Wel ? Maakt de tweede leraar in het voorbeeld hierboven een kans ? Iemand die wil weten of leraar twee gepassioneerd is door zijn leerstof ?
Nog steeds worstel ik met de vraag of ik een goede leraar ben omdat ik het gewoonweg niet kan aantonen. Mijn buikgevoel zegt dat ik zinvol bezig ben met tieners, maar dat gevoel kan niet digitaal verwerkt worden. Er kan wel bewezen worden dat mijn vinkjes ontbreken achter de doelstellingen. Het gevoel nooit in orde te zijn, daar steeds op aangesproken te kunnen worden, niet aan de opgelegde eisen te kunnen voldoen deed mij panikeren. Ook het “wat maakt het uit”-systeem doet me twijfelen of ik gemaakt ben om leraar te zijn in deze tijd. De vernieuwde eerste graad die volgend schooljaar van start gaat in Vlaanderen doet alsof een twaalfjarige een klein kind is dat niet weet wat hij of zij interesseert en niet ziet wat hij of zij goed kan. Twee jaar lang blijven alle leerlingen samen zitten wachten tot ze eindelijk na het tweede middelbaar een richting mogen kiezen. Onhandige talenknobbels worden verplicht beton te maken en handige kerels moeten verplicht computers leren programmeren. Is dat echt nodig ? Differentiatie gebeurde toch al door te kiezen voor een school ? Wie Latijn koos, wist dat een ander beton voor zijn huis zou mixen later.En Latijn was niet altijd praktisch bruikbaar, maar wel plezant om te beheersen. School moet toch niet alleen draaien rond nuttig zijn ? Differentiatie en verdieping wil men aanbieden in één en dezelfde klasgroep ... Alsof iemand die naar dat concert van Willy Sommers gaat de mogelijkheid moet krijgen om met oordopjes te luisteren naar een remix tijdens het optreden. Zo werkt dat toch niet ? Kies op voorhand welk concert je wil !
In ieder geval, ik stopte even met optreden om achter de schermen te werken aan mijn come-back. Je hebt volgens de één een burn-out, volgens een ander een midlifecrisis, een depressie ... volgens mijn eigen diagnose ben ik allergisch aan “het systeem”. Dat is een even vage diagnose met eveneens geen kant-en-klare oplossing voor genezing. Wat je zeker niet mag doen is gaan lopen van het probleem. Dat heb ik even gedaan om te concluderen dat je “het systeem” toch niet kunt veranderen.
Ik heb tijd genomen om even te kijken naar het leven. Ik heb tijd kunnen maken om met vrienden en familie een broodje te eten zonder op mijn klok te moeten kijken. Ik heb zoals vroeger even onbezorgd kunnen zijn door verstoppertje te spelen met tieners in den hof. Ik heb veel tijd in de natuur kunnen doorbrengen, soms voor de zon opkwam. Ik heb veel in mijn Bijbel kunnen lezen over hoe mensen al van generaties voor Christus worstelden met dezelfde levensvragen. En bovenal, ik heb massa’s toekomstplannen kunnen smeden.Al deze dingen waren mijn medicijnen. Die dure consultatie bij de psycholoog en dat doosje pillen dat dicht bleef, nemen we er graag bij.
Vanaf nu blijf ik graag mijn interesses delen met anderen en zal ik de verteller blijven die ik altijd al was. Het leven zelf zit niet perfect in elkaar en aan de schepping is ook nog werk, daarom moet ik ook niet perfect zijn. Ik weet nu ook wie de mensen zijn op wie ik echt kan steunen als het nodig is. Verder blijf ik mijn best doen zoals ik dat altijd heb gedaan. Ook heb ik geleerd dat ik me meer moet focussen op wat echt belangrijk is : Een groep mensen, jong en oud, rondom je te hebben om samen mee door het leven te gaan, doorheen mooie en minder mooie momenten. Mijn werkpuntje blijft dat ik moet aanvaarden dat het eigenlijk hier en nu te doen is, dat we er gewoon het beste van moeten proberen te maken. Dat ga ik meer dan ooit proberen te doen.
Bedankt voor uw aandacht. Zijn er nog vragen ?
Tom
Herinneren jullie nog die keer dat je een spreekbeurt moest geven in de lagere school ? Ik was negen en nam “onzen Charlie” mee naar de klas. En ook een worteltje, want cavia’s lusten dat graag en op die manier kon ik de klas vertellen over de tanden van knaagdieren.
Al gauw had ik door dat het plezier om te mogen vertellen over mijn huisdier ook praktische bekommernissen met zich meebracht. Hoe geraak ik op school met dat grote hok ? Mijn moeder zet me toch niet vlak voor de deur af ? Ons beest gaat toch wel bijten in dat peke ? Wanneer gaat onze meester beginnen aan die spreekbeurten want ik moet toch nog tijd hebben om alles klaar te zetten ? Verdorie, pas het tweede uur van de dag spreekbeurt ... dan kan ik het niet meer overzien tijdens de pauze. En dan, eindelijk, mocht ik vertellen over mijn cavia. Natuurlijk beet die niet in die wortel, maar dat was niet erg. Ik was mijn verhaal begonnen en met een mopje over het peke uit den hof van onze vava boeide ik mijn klasgenootjes én onze meester. Ik herinner me nog alle onderwerpen van mijn spreekbeurten en hoeveel punten ze opleverden. Of het nu ging over cavia’s, diepzeevissen, spawater, de eerste Wereldoorlog, formule 1 ... ik genoot van mijn vertelmoment. Waarom dan toch ook stress ? Omdat je beoordeeld wordt en je het goed wil doen.
Naarmate ik ouder werd, verdween dat stressgevoel wel een beetje omdat je ervaart dat je niet afgerekend wordt op dingen die je niet onder controle hebt. Ik ontdekte dat lesgeven echt iets voor mij was. Ik vond het plezant om mijn interesses te delen met anderen. ( lees : de Romeinen, de rebelse Jezus en onze mooie moedertaal )
Toch waren mijn eerste jaren als leraar niet echt een succes. Met de fiets naar Antwerpen om onder de middag naar Kontich te rijden, bij mijn grootouders blijven slapen om ‘s anderendaags via “‘t stad” terug naar Ekeren te fietsen. Je werd in een interim gesmeten met als opdracht een bundeltje over te brengen dat je niet zelf had gemaakt. Niet zo gemakkelijk om de voorbereide spreekbeurt van iemand anders te moeten doen. Ook de handboeken van vijfentwintig jaar geleden waren mij een blok aan het been. Wilde ik mijn passie kunnen delen, moest mijn les een boeiend optreden zijn waarbij ik al snel vanuit het aangereikte materiaal mijn eigen weg zocht. Stilaan lukte me dat. Het idee om buschauffeur of caféuitbater te worden, verdween toch wel (bijna) definitief. Enkel jobs die nog meer bij mijn interesses pasten, bleven alternatieven : Gids in het Gallo-Romeins museum, priester, reisleider...
Met de jaren werd lesgeven eigenlijker alleen maar plezanter. Toch voelde ik mij geen goede leraar. De spreekbeurtstress uit mijn kindertijd nam hoe langer hoe meer terug toe. Ik vraag me nu af of het anders geweest zou zijn als de focus toen minder had gelegen op de punten en meer op de inhoud. Was onze meester oprecht geïnteresseerd in mijn cavia of lette hij enkel op mijn uitspraak ? Die vraag achtervolgt mij nu meer dan ooit. Is “men” echt geïnteresseerd in wat er verteld wordt in de klas of ligt de focus op een lesvoorbereiding die zo is opgesteld dat evalueren gemakkelijker kan ? Wordt de evaluatie belangrijker dan de les zelf ? Soms lijkt het er toch op, of zou dat slechts perceptie zijn ?
Als ik als jongetje over “onze Charlie” ging vertellen bereidde ik dat voor met een potloodje en een serviet die toevallig op tafel lag op het moment dat de cavia begon te piepen en ik inspiratie kreeg daar iets mee te doen. Mijn eerste lessen werden op bierviltjes gekribbeld omdat ik net op een zomerse septemberdag op een terrasje een geweldig idee kreeg om de les mee te beginnen. Mijn manier van werken is eigenlijk ook nu nog niet echt veranderd maar digitale servieten of elektronische bierkaartjes bestaan helaas nog niet. Iemand die mijn verhaal niet beleeft in mijn les, kan aan de hand van mijn krabbeltjes niet opmaken of mijn les wel beantwoordde aan de doelstellingen. Men zou een leerling kunnen interviewen en vragen waar de les over ging, maar kan je een veertienjarige opsluiten in een archiefkast om als de inspectie het vraagt hem er terug uit te laten ? Dat mag niet zeker ? Dus, lijsten en vinkjes worden meer en meer onderdeel van mijn beroep.Straffer nog, heel de voorbereiding van het verhaal in de klas wordt op voorhand bepaald aan de hand van werkwoorden als “onthouden,kennen,begrijpen ...”
Zie je het jongetje zitten ? Mijn klasgenootjes onthouden dat een cavia scherpe tandjes heeft. Onze meester begrijpt dat onze Charlie belangrijk is voor mij ... Achteraf komt dat jongetje thuis en denkt : Oei, er werd niet in het ‘peke’ gebeten. Ai, onze meester stelde geen extra vraag over mijn cavia. Doelstellingen bereikt ? Ik weet het niet en kan het ook nooit weten, maar zal toch maar afvinken dat mijn meester snapt dat knaagdieren toffe huisdieren kunnen zijn. ( hoewel hij nooit bij ons thuis is geweest )
Ik voel me ook nu geen goede leraar omdat ik niet voldoe aan de verwachtingen van wat een leraar moet zijn in 2019. Ik ben geen goede administrator, wel een goede verteller. Zou, om maar iets te zeggen, Willy Sommers, zijn eigen boekhouding doen ? ( excuseer,maar ik ben fan van schlagers ) En zou Willy een slechtere zanger zijn als hij foefelde met de fiscus ? Ben ik met een half ingevulde papieren agenda een slechtere leraar dan iemand met een digitale agenda die dankzij een uitgeverij automatisch wordt ingevuld ?
Ik vraag me ook af welke van onderstaande leraars in onze maatschappij het beste verslag van de doorlichting zou krijgen ?
Leraar 1 : vult correct agenda, jaarplan, correctiemodel en rapporten in, maakt tijdig alle verslagen op, evalueert alles met behulp van lijsten, vinkt af, vergadert ... En dan, ja, in de les : bordboek open, scrollend door voorgekauwde lespakketten. Examens en toetsen gemaakt door uitgeverijen zodat als deze leraar uitvalt, een andere het gewoon over kan nemen.
Leraar 2 : een klungel in de administratie die leerlingen laat sukkelen met eigen handgeschreven notities, vergeet correctiemodellen te maken omdat de evaluatie al achter de rug is en hij toevallig toch wist zeker wat de juiste antwoorden van de toets waren. Leerlingen kunnen bij hem niet altijd loepzuiver nagaan waarom sommigen een zeven scoorden en anderen een zeven en een half ... Soms geeft deze leraar helemaal geen punten, ook dat nog.
Wel ? Maakt de tweede leraar in het voorbeeld hierboven een kans ? Iemand die wil weten of leraar twee gepassioneerd is door zijn leerstof ?
Nog steeds worstel ik met de vraag of ik een goede leraar ben omdat ik het gewoonweg niet kan aantonen. Mijn buikgevoel zegt dat ik zinvol bezig ben met tieners, maar dat gevoel kan niet digitaal verwerkt worden. Er kan wel bewezen worden dat mijn vinkjes ontbreken achter de doelstellingen. Het gevoel nooit in orde te zijn, daar steeds op aangesproken te kunnen worden, niet aan de opgelegde eisen te kunnen voldoen deed mij panikeren. Ook het “wat maakt het uit”-systeem doet me twijfelen of ik gemaakt ben om leraar te zijn in deze tijd. De vernieuwde eerste graad die volgend schooljaar van start gaat in Vlaanderen doet alsof een twaalfjarige een klein kind is dat niet weet wat hij of zij interesseert en niet ziet wat hij of zij goed kan. Twee jaar lang blijven alle leerlingen samen zitten wachten tot ze eindelijk na het tweede middelbaar een richting mogen kiezen. Onhandige talenknobbels worden verplicht beton te maken en handige kerels moeten verplicht computers leren programmeren. Is dat echt nodig ? Differentiatie gebeurde toch al door te kiezen voor een school ? Wie Latijn koos, wist dat een ander beton voor zijn huis zou mixen later.En Latijn was niet altijd praktisch bruikbaar, maar wel plezant om te beheersen. School moet toch niet alleen draaien rond nuttig zijn ? Differentiatie en verdieping wil men aanbieden in één en dezelfde klasgroep ... Alsof iemand die naar dat concert van Willy Sommers gaat de mogelijkheid moet krijgen om met oordopjes te luisteren naar een remix tijdens het optreden. Zo werkt dat toch niet ? Kies op voorhand welk concert je wil !
In ieder geval, ik stopte even met optreden om achter de schermen te werken aan mijn come-back. Je hebt volgens de één een burn-out, volgens een ander een midlifecrisis, een depressie ... volgens mijn eigen diagnose ben ik allergisch aan “het systeem”. Dat is een even vage diagnose met eveneens geen kant-en-klare oplossing voor genezing. Wat je zeker niet mag doen is gaan lopen van het probleem. Dat heb ik even gedaan om te concluderen dat je “het systeem” toch niet kunt veranderen.
Ik heb tijd genomen om even te kijken naar het leven. Ik heb tijd kunnen maken om met vrienden en familie een broodje te eten zonder op mijn klok te moeten kijken. Ik heb zoals vroeger even onbezorgd kunnen zijn door verstoppertje te spelen met tieners in den hof. Ik heb veel tijd in de natuur kunnen doorbrengen, soms voor de zon opkwam. Ik heb veel in mijn Bijbel kunnen lezen over hoe mensen al van generaties voor Christus worstelden met dezelfde levensvragen. En bovenal, ik heb massa’s toekomstplannen kunnen smeden.Al deze dingen waren mijn medicijnen. Die dure consultatie bij de psycholoog en dat doosje pillen dat dicht bleef, nemen we er graag bij.
Vanaf nu blijf ik graag mijn interesses delen met anderen en zal ik de verteller blijven die ik altijd al was. Het leven zelf zit niet perfect in elkaar en aan de schepping is ook nog werk, daarom moet ik ook niet perfect zijn. Ik weet nu ook wie de mensen zijn op wie ik echt kan steunen als het nodig is. Verder blijf ik mijn best doen zoals ik dat altijd heb gedaan. Ook heb ik geleerd dat ik me meer moet focussen op wat echt belangrijk is : Een groep mensen, jong en oud, rondom je te hebben om samen mee door het leven te gaan, doorheen mooie en minder mooie momenten. Mijn werkpuntje blijft dat ik moet aanvaarden dat het eigenlijk hier en nu te doen is, dat we er gewoon het beste van moeten proberen te maken. Dat ga ik meer dan ooit proberen te doen.
Bedankt voor uw aandacht. Zijn er nog vragen ?
Tom